De weerbarstige praktijk van het woonplaatsbeginsel

Werken bij
JBGLD
Bekijk onze
vacatures
Bekijk
vacatures
»

De weerbarstige praktijk van het woonplaatsbeginsel

Een jeugdbeschermer stelde mij een juridische vraag. De vraag ging over een gezin waarvan we sinds kort de VOTS (voorlopige ondertoezichtstelling) uitvoeren. De kinderrechter heeft de vijf kinderen uit het gezin (voorlopig) onder toezicht gesteld en een machtiging uithuisplaatsing verleend. De kinderen verblijven in een pleeggezin in gemeente A. De jeugdbeschermer is gestart in het gezin en heeft inmiddels al een goed beeld van wat er nodig is. Ze denkt aan een traject waarbij ouders een woning huren van de gemeente en daarbij verplicht worden bepaalde (ambulante) hulpverlening te accepteren. De kinderen zouden dan geleidelijk terug kunnen worden geplaatst bij hun ouders. Een prachtig plan zou je denken, maar toch vraagt de jeugdbeschermer mij om vanuit juridisch perspectief mee te denken. Het blijkt namelijk wat ingewikkelder te liggen dan zij dacht. Gemeente A wil het gezin namelijk best opnemen en het hulpverleningstraject inzetten, maar vindt het niet reëel dat zij de hele rekening daarvoor betaalt. Want, voorafgaande aan de plaatsing in het pleeggezin hadden ouders hun postadres in gemeente B en daarvóór woonden zij in gemeente C en daarvóór in gemeente D.. Gemeente B is coulant en neemt momenteel de financiering van de plaatsing in het pleeggezin voor haar rekening. B is echter niet van plan het hulpverleningstraject in gemeente A te betalen. De jeugdbeschermer vraagt mij op grond van welke wettelijke bepaling wij de gemeente(n) kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid, zodat deze kinderen de juiste hulp kunnen krijgen.

Juridische vraag?
Is dit nu een juridische vraag? Ja, het heeft immers te maken met het in de wet opgenomen woonplaatsbeginsel dat bepaalt welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp. In dit geval is dit de gemeente waar de ouders met gezag wonen. Maar dat is niet zo simpel: ouders hadden een postadres in gemeente B en zijn van plan  in gemeente A te gaan wonen voor het hulptraject. Dit soort vragen over de uitwerking of toepassing van het woonplaatsbeginsel zijn talrijk. En inmiddels ook mede aanleiding voor een voorgenomen wetswijziging op dit punt. Maar op dit moment is het nog niet zover en kunnen we niet anders dan een appèl doen op de betrokken gemeenten. Gelukkig zijn er veel gemeenten die het Convenant uitvoering woonplaatsbeginsel Jeugdwet hebben ondertekend en die zoeken naar oplossingen.

Dit soort vragen, hoewel begrijpelijk vanuit het perspectief van gemeenten die tegen hoge kosten en beperkte budgetten aanlopen, maken veel felheid in mij los. Want waar gaat het nu echt om? Om deze vijf kinderen! Met de juiste hulp kunnen zij mogelijk weer thuis bij hun ouders gaan wonen en dit moet natuurlijk altijd het primaire doel zijn. Bijkomend voordeel daarvan is, zowel op de korte als de lange termijn, dat dit veel extra kosten voorkomt.

En in de tussentijd…
Waarschijnlijk wordt het woonplaatsbeginsel per 2021 in de wet gewijzigd. De vragen over de financiering van de jeugdhulp en hiermee gepaard gaande praktijkproblemen zijn voorlopig dus nog niet van de baan. In de tussentijd kunnen gemeenten gelukkig wel terecht bij de recent ingestelde Commissie Sociaal Domein. Deze commissie fungeert als laagdrempelig loket voor het beslechten van geschillen over het woonplaatsbeginsel (www.vng.nl). En blijven wij ons hart maken voor de kinderen die hulp nodig hebben en die nooit de dupe mogen worden van gesteggel over kosten.

Inge Schepens, advocaat bij Jeugdbescherming Gelderland

 

Terug naar overzicht